Geschiedenis
De Ierse Setter is een ras dat de meeste mensen wel kennen. Minder bekend is het feit dat er eigenlijk twee Ierse Setters bestaan: de welbekende rode en de – tegenwoordig – minder bekende rood-witte. Toch is de rood-witte naar alle waarschijnlijkheid de oudste van de twee. De zuivere rode kleur is ontstaan door verstandige selectieve fokkerij.
Toen Ierse Setters op de tentoonstellingen verschenen, in het begin van de tweede helft van de 19de eeuw, ontstond er nogal verwarring over hun juiste kleur. Tegen het einde van de 19de eeuw hadden de Rode Ierse Setters de rood-Witte praktisch geheel verdrongen, waardoor deze laatste zo zeldzaam werden dat men dacht dat ze uitgestorven waren. In de jaren rond 1920 deed men al pogingen het ras nieuw leven in te blazen.
In de jaren dertig groeide de populariteit van de Ierse Setter als huishond.
De Ierse Setter is ontwikkeld in Ierland als werkhond voor de jacht op veerwild. Het ras is ontstaan uit de Rood-Witte Setter, en een onbekende egaal rode hond. De Ierse Rode Setter Club is opgericht in 1882 om het ras te promoten. Die club maakte in 1886 de rasstandaard, en organiseert sinds die tijd veldwedstrijden en tentoonstellingen. In 1998 publiceerde de Club de jachtwerkwijze voor het ras. De standaard en de jachtwerkwijze samen, bepalen de fysieke vorm en de werkcapaciteit van het ras. In 1944 werd de rood-witte officieel erkend als ras.
Aan de wieg van de ‘moderne’ Ierse Setter stond dominee R. O’Çallagan. Met een van zijn geimporteerde Ieren, Fermoy, begon de geschiedenis in Nederland. Een kleinkind van Fermoy, Ch. Clancarty Rhu die geboren is op 1 februari 1901 onder de naam Castor, werd door Mrs. I. Bepler (Rheola kennel) naar Engeland gehaald en hij heeft in Engeland veel invloed gehad. Vrijwel alle oude mannelijke lijnen gaan direct terug op deze in Nederland gefokte reu.
De Nederlandse Ierse Setter Club werd opgericht op 14 november 1915. Pioniers voor het ras in de beginharen waren mw. Middelburg, dhr. Verwey en dhr. Hesterman. Zij hebben in de begin jaren zeer veel invloed op het ras in Nederland gehad, en zij hebben verschillende honden geïmporteerd.
Na de tweede wereldoorlog was het vooral mej. N. van der Sijde met de ‘Goldwyn’ kennel die enkele mooie honden fokte en showde. Helaas zijn de Nederlandse lijnen door de nachtblindheid, die in de jaren zestig veel voorkwam bij honden op al zeer jonge leeftijd, zo goed als uitgestorven. dit wil niet zeggen dat Engeland geen problemen kende met nachtblindheid, maar doordat Mr. Rasbridge daar al zijn energie en kennis deelde met de fokkers, en er proefparingen werden gedaan met betrekking tot nachtblindheid, wist men al snel welke reuen/teven drager waren van deze erfelijke ziekte. Het geluk voor het voortleven van dit mooie ras was dat de ziekte als op zeer jonge leeftijd te constateren was. Alle honden uit proefparingen die niet vrij waren van nachtblindheid werden uitgesloten van de fok. Tegenwoordig is er een DNA test beschikbaar voor deze vorm van PRA (PRA rcd-1) en worden er geen lijders of dragers meer gefokt.
In de jaren zeventig van de vorige eeuw werd de Ierse Setter zeer populair. Het ras werd een modehond en door de grote vraag naar pups ontstond er veel broodfok. Dit heeft gelukkig niet lang geduurd.
De Ierse Setter Club is bijzonder actief. Naast het clubblad Ierse Setter Klanken is er een Advies- en Begeleidingscommissie ten behoeve van de fokkerij. Er zijn 7 regio’s over het land verdeeld, die maandelijks wandelingen organiseren. Tevens organiseert de vereniging jaarlijks de kampioenschubmatch en de Piet Roks Jongehondendag.
Als een van de eerste rasverenigingen in Europa heeft de Ierse Setter Club een uniek registratie systeem opgezet. Jaarlijks worden er enquêtes verzonden naar honden van 2, 5 en 8 jaar oud. Alle gegevens over de gezondheid van het ras zijn daarin terug te vinden. De ABC inventariseert en analyseert deze gegevens en mede hieruit wordt het fokbeleid bepaald.
De Ierse Setter heeft zich door de jaren heen ontwikkeld tot een sterke, gezonde en intelligente hond met een zeer goede bereidwilligheid om te werken en met veel uithoudingsvermogen. Daardoor is het ras geschikt voor diverse takken van hondensport, zoals bijvoorbeeld de jacht. Op de tentoonstelling is de Ier ook een graag gezien ras.